Wie mij kent, die weet het en wie mij niet (zo goed) kent die weet het nu ook: Ik heb iets met Hongarije en ik heb iets met Scandinavië en vooral met Zweden. Dat laatste is niet zo raar.. Al sinds ik een jaar of 10 was gingen we altijd op vakantie naar Zweden. Mijn moeder bezit daar een huis, waar mijn vader samen met haar naar toe mag.. En gelukkig zijn wij als kinderen er ook welkom. Zweden voelt voor mij als mijn tweede thuis. En ik heb geluk, zowel mijn vrouw als mijn kinderen voelen zich daar ook thuis.
Hongarije is bijna Zweden.. In het begin van je relatie bespreek je veel dingen met elkaar. Wil je kinderen ja of nee..hoeveel, welke type.. jongetje of meisje.. waarom..et cetera et cetera. Je kent het vast wel.. Een van de dingen die wij toen met elkaar bespraken was welke landen je geweest was en welke je nog zou willen zien. En je raadt het al.. Hongarije stond op ons beider lijstje.
Een jaar of vier geleden was het zover.. We besloten om die vakantie naar Hongarije te gaan. We houden allebei van rust en ruimte tijdens onze vakantie (ook dat was een van de onderwerpen..) en dus werd het toeristische Balaton gemeden. De poesta, dat moest het worden.. onze zoektocht op het internet bracht ons bij een heel klein stukje paradijs op aarde.. camping Oázis Tanya. Ga je ooit naar Hongarije, zorg dan dat je daar een tijdje kunt verblijven. Hoe dan ook.. die vakantie was de start van een nieuwe gezamenlijke romance.. Een die ons in een onmogelijke driehoeksverhouding plaatst. Hongarije of Zweden. Ieder jaar weer een dilemma. We wisselen het maar af..
Ik ben ook een liefhebber van de Hongaarse keuken. Een keuken met heel erg veel verschillende invloeden, zowel Oosters al Westers. De bekendste Hongaarse kok is Johann Gundel. Hij legde de basis voor de introductie van de Hongaarse keuken in de rest van Europa. Zijn zoon Károly Gundel erfde de culinaire genen van zijn vader en opende in 1910 in het mooiste park van Boedapest restaurant Gundel, dat vandaag de dag nog steeds bestaat. Zijn recepturen worden, aangepast aan de moderne keuken, nog steeds bereid. Tijdens het bezoek van Queen Elizabeth II en Prince Philip bereide hij Fonott borjúszűz, of te wel Kalfsvlechten.
De techniek die hij daarbij gebruikte inspireerde me om hetzelfde te proberen.. maar dan boven houtvuur en met varkenshaas. Ik heb tenslotte een vaste baan.. dus vaste armoede.
Wat heb je nodig?
1 varkenshaas
olie
zout
Provençaalse kruiden
Aan de slag:
Halveer de varkenshaas in de lengte. Snijd beide helften in drie gelijke repen waarbij je er voor zorgt dat ze op het dikke stuk aan elkaar blijven zitten. Zout het vlees licht en bestrooi met de Provençaalse kruiden. Knoop de vlecht en zet het uiteinde vast met een cocktailprikker. Wikkel de vlechten om een stuk steigerbuis en braad het onder regelmatig draaien mooi knapperig. Rechtstreeks boven gloeiende kolen op een barbecue of in een ingevette braadslee. De laatste methode geeft je de mogelijkheid om van het braadvocht een lekkere jus te maken met wat knoflook, een sjalotje en wat rode wijn.. Whooha! Lekkerder wordt het niet!
Haal het gare vlees van de buis en verwijder de cocktailprikkers. Nu kun je het vullen met wat je maar lekker vindt. Wij aten het met wat aardappelpuree en verse sperciebonen.
Je ziet het.. het is redelijk eenvoudig en het resultaat is verbluffend!
Het hele recept zoals Károly het bereidde vindt je in de Culinaria Hongaarse Specialiteiten.